Als U het vakantiehuis De Schuilplaats nadert over onze eigen steenslag-weg, met rechts een strook hei van Natuurmonumenten, bevindt er tussen deze privé-weg en onze privé-hei aan uw linkerkant een wal. Houtwallen en hagen komen niet zoveel meer voor op het moderne platteland, maar millennia lang waren dit belangrijke habitats voor allerlei planten- en dierensoorten – vaak soorten die ook nuttig zijn voor de mens. Daarmee wil ik niet zeggen dat de andere soorten niet ook een indirect nut hebben voor de mens. Denk bijvoorbeeld aan bestuiving, of simpelweg aan het versterken van de ecologische samenhang van het ecosysteem als geheel.
Door de ruilverkaveling in de vorige eeuw en de daarmee samenhangende (en nog steeds voortschrijdende) schaalvergroting in de landbouw, zijn wallen tussen wat vroeger aparte percelen met verschillende eigenaars waren verdwenen. Daardoor is het land makkelijker met grotere machines te bewerken, etc., etc. De keerzijden van deze intensivering staan momenteel [dd. juli 2022] nogal in de aandacht. Maar in plaats van me in deze luidruchtige discussie te mengen, richt ik binnen dit medium de aandacht van de lezer liever op de voordelen van een ouderwetse haag zoals die bij De Schuilplaats – een haag die een beetje afscherming en privacy verschaft aan de privé-heide waar U op het zuidterras middenin zit.
Ik worstel een beetje met mijn woordkeuze: is het nu een “haag” of een “houtwal”. Bij een haag – ook een ouderwetse – denk ik al gauw aan een vrij homogene aanplant van bijvoorbeeld meidoorn, zo gesnoeid door mens of grazer dat het zelfs avontuurlijk vee binnen kan houden. De “haag” bij De Schuilplaats is geenszins homogeen; er staat onder andere meidoorn, rozenbottel, meidoorn, een kersenboom, eiken, en Amerikaanse vogelkers. Daar doorheen slingeren braam, kamperfoelie en wilde roos. Bovendien zal deze “haag” geen halfwilde Europese bisonstier binnenhouden. Gelukkig is de haag wel effectief in het búíten de hei houden van tamme honden.
Bij een “houtwal” daarentegen denk ik eerder aan een wal met volwassen bomen – in het verleden zogenaamd “geriefhout” zoals knotwilg waar doorlopend brandhout van geoogst werd – met daartussen struikachtigen en jonge bomen.
Een leuk voorbeeld uit de noodgedwongen connectie die landmensen hadden met de natuur in de tijd van voor goedkope massaproductie op basis van fossiele brandstoffen is het volgende: boeren cultiveerden vaak een kamperfoelie die zich al dan niet spontaan om een jonge lijsterbesboom kronkelde. Als je dit op tijd deed, kon je tegen de tijd dat het boompje een bepaalde dikte had bereikt van het hout een mooie getordeerde wandelstok maken. Dit dankzij de kamperfoelie (Lonicera periclymenum) die zich in een spiraal om het jonge stammetje wikkelt en de diktegroei tegenhoudt. Kamperfoelie kan dus wél iets waar klimop (Hedera helix) vaak ten onrechte van wordt beschuldigd: boompjes wurgen.
Wilde lijsterbessen werden trouwens vaak aangeplant als bescherming tegen boze bovennatuurlijke krachten. En niet alleen gebogen Drentse boertjes maakten graag een mooie staf van een kronkelige lijsterbesboom; voor de druïdes in Groot Brittannië was een lijsterbesstaf ook een statussymbool. Je kunt er gerust vanuit gaan dat Gandalf – dé Gandalf uit Tolkien’s In de ban van de ring – staf ook van lijsterbeshout was, en anders die van Radagast zeker! 😉
Of ik het een “houtwal” of “haag” moet noemen is dus onduidelijk. Wat wel duidelijk is zijn de doelstellingen (ook wel ecosysteem diensten genoemd in de ecologie):
- De wal biedt dekking aan gasten die in de Schuilplaats verblijven.
- De wal vormt een voedselbron voor veel dieren (waaronder mensen), in de vorm van bramen, rozenbottels, zoete nectar, kersen, krenten, etc.
- De wal vormt een schuilplaats voor dieren – zowel ongewervelden als gewervelden – om te wonen of te overwinteren. Denk bijvoorbeeld aan egels die tussen de takken bedekt met mos weg kunnen kruipen tegen de winterkou.
Naast deze functies, vinden we het belangrijk dat de wal niet zó omvangrijk wordt dat deze het uitzicht over de hei aan de overkant van de toegangsweg ontneemt. Daarom snoeien en knotten we regelmatig alles af tot op borsthoogte, alsook alles wat zich opdringt richting de weg.
Het snoeisel stoppen we altijd terug in de wal. Dit zorgt voor extra dekking voor kleine diertjes en, na ontbinding, extra voeding voor voor de planten in de wal. Tussen en op het snoeisel leggen we bovendien vaak plaggen gras, mos en emmers “onkruid” uit de verschillende bloemborders. Door dit isolatiemateriaal op een aantal plekken te concentreren, creëren we aantrekkelijke overwinteringsplekken voor egels. En inderdaad zijn er dit jaar al een paar egelwaarnemingen geweest!
Eerder somde ik een drietal ecosysteem diensten van de wal op. Daarbij vind ik het altijd belangrijk om op te merken dat de meeste functies van een dergelijke complexe habitat moeilijk zijn om waar te nemen en al helemaal om te kwantificeren en een prijs aan te plakken. Bovendien heeft een dergelijk landschapselement een intrinsieke waarde en schoonheid (die alleen maar toeneemt met de leeftijd), waar moeilijk een prijslabel aan geplakt kan worden. De volgende keer dat U in de Schuilplaats verblijft hoop ik dat uw aandacht getrokken wordt door de levendige schoonheid en complexiteit van deze wal en dat dit uitnodigt tot een lome mijmering over de intrinsieke waarde van al het natuurschoon om U heen.