Er zijn behoorlijk wat dagvlinders in Nederland: 53, volgens de Vlinderstichting. Met nachtvlinders meegerekend, telt Nederland meer van 2400 soorten. Daarom zijn, voor een beginnende waarnemer zoals ikzelf, dagvlinders een stuk overzichtelijker om te leren herkennen. Vandaag houd ik me bezig met een heel algemene dagvlinder, die zich ook graag in onze bostuin laat zien: het klein geaderd witje (Pieris napi).
Ik had, als ongeoefende waarnemer, behoorlijk veel moeite om vast te stellen dat het inderdaad twee klein geaderde witjes waren op bovenstaande foto’s, die ik in mei 2021 in de rotstuin bij ons vakantiehuisje maakte. Volgens de Vlinderstichting is Pieris napi “goed tot redelijk goed te determineren”. “Redelijk goed” is voor mij blijkbaar best wel moeilijk.
Mijn verwarring ontstond doordat Wikipedia me vertelde dat P. napi mannetjes aan de bovenzijde van de voorvleugel een zwartige stip hebben, en het vrouwtje twee. Op mijn eigen foto’s zag ik echter geen stippen. Een kenmerk dat ik beter kon plaatsen was dat de vlek aan de vleugelpunt (‘apex’) gelobd zou zijn, en naar beneden toe druppelsgewijs afloopt. De ‘apex’ – het op de foto’s verst uitstekende puntje – van de voorvleugels wordt inderdaad aan de bovenkant gesierd door wat ik wel als een “gelobde vlek” zou durven beschrijven.
Eerlijk gezegd dacht ik door de absentie van die andere vlekken dat het dan maar een ander witje moest zijn, maar de gelijkende soorten – volgens de Vlinderstichting het kleine koolwitje en het grote koolwitje – leken én niet de donkere ‘aders’ te hebben én juist nog veel duidelijker stippen.
Dus vroeg ik het aan Twitter:
Ik kreeg antwoord van Erik De Pay, die duidelijk meer verstand heeft van vlinders dan ikzelf:
Erik wist me te vertellen dat de eerste P. napi generatie van het jaar stiploos zijn. P. napi produceert in Nederland twee generaties (in hele koude, natte jaren) tot vier generaties (in hele warme jaren).
Als één van de waardplanten van P. napi noemt de Vlinderstichting look-zonder-look (Alliaria petiolata) – één van de wilde planten die we in de natuurlijke bloemenborders rondom ons vakantiehuisje in stand proberen te houden.
De milieus waarin P. napi zich thuis kan voelen zijn nogal divers, waaronder heide, bosranden, graslanden en tuinen. Bovenstaande foto’s heb ik gemaakt in een stenenrand aan de zuidkant van ons vakantiehuisje, tussen het terras en onze privé-hei.