De wilde akelei (Aquilegia vulgaris) komt, aldus Wikipedia, voor “op vochtige, beschaduwde grassige plekken en op lichte plaatsen in een loofbos.” De Schuilplaats staat op een open plek in het bos, met de lichtomstandigheden in de sprookjesachtige natuurtuin variërend van dichte schaduw tot volle zon, en dankzij de (al dan niet met onze hulp) opgebouwde organische materie houdt de droge zandgrond op veel plaatsen toch genoeg vocht vast.
Er zijn dus genoeg plekjes rondom ons afgelegen vakantiehuisje waar Aquilegia vulgaris het goed zou kunnen doen. Doch: dit huisje ligt té afgelegen in het bos voor natuurlijke inwaai van A. vulgaris zaden. Tussen De Schuilplaats en de dichtstbijzijnde standplaats met wilde akelei – dat is trouwens ook een hele fraaie natuurtuin – staat een flink stuk bos in de weg, zonder veel open plekken die als tussenstation voor het akeleizaad zouden kunnen fungeren.
De wilde akeleien bij ons vakantiehuisje in het bos van Norg zijn daar gekomen via zaad uit een tuin van mijn moeder in Haren (een leuke bestemming voor een fietstocht vanaf De Schuilplaats) óf uit de tuin van mijn zusje in Finsterwolde (een nogal sportieve fietsbestemming, een stuk dieper in de nabijgelegen provincie Groningen dan Haren). “Óf”, omdat deze wilde akeleien hun precieze herkomst voor mij verborgen houden.
De akeleien die ik in mei 2022 zelf bij De Schuilplaats terugzag hadden de paarse tint die op de foto’s te zien is. Er bestaan echter meer kleurvariaties. Het paars kan meer blauwpaars zijn, rood-paars, of via wit naar roze gekleurd. Ik wil ze natuurlijk het liefste allemaal, want niet alleen ikzelf vind bloemen prettig naar te kijken, ook de elfjes en kabou… – ik bedoel de vlinders en bijen – zijn dol op de bloemen.
[4 mei 2023: inmiddels heb ik ook wat foto’s van A. vulgaris in het roze weten op te duikelen in mijn foto-archief van onze natuurtuin in Norg.]