Al jarenlang – vermoedelijk een klein decennium – cultiveer ik het bosviooltje rondom ons vakantiehuisje in het bos in Norg. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, doet het bosviooltje het juist uitstekend buiten de zachte, humusrijke bosgrond. Viola riviniana is, net als Alcea rosea (de stokroos), zo’n soort die het goed doet in tegelspleten op het terras, of tussen de zwerfstenen (in bouwzand) die het grote zuidterras omsingelen als voedingsarme, bloemrijke border.
Ik vind het moeilijk om Viola riviniana (het bosviooltje) en Viola odorata (het maarts viooltje) uit elkaar te houden. Gelukkig is er de geur. Die van V. Riviniana is niet noemenswaardig, terwijl V. odorata – de naam zegt het eigenlijk al – een aangename geur versprijdt. V. odorata wordt, naast “maarts viooltje” dan ook wel “welriekend viooltje genoemd”.
Als U, genietend van het voorjaarszonnetje op het zonnige terras van ons vakantiehuisje in de bossen van Drenthe, zeker wilt weten of die paarse bloemetjes bosviooltjes zijn, dan zult U dus even moeten knielen voor deze mooie plantjes en goed u neus de kost doen. Ruikt u niks noemenswaardigs, dan heb ik het resultaat van de geurtest die ikzelf vorig voorjaar heb gedaan goed onthouden en kijkt u naar V. riviniana. Dringt er toch een vleug van iets heel aangenaams uw neus binnen, dan kijkt U naar V. odorata en zal ik deze natuurnotitie moeten corrigeren.
En als U dan toch aan het ruiken bent, ruik dan ook eens aan die heerlijk-riekende oranje-gele muurbloemen (Erysimum cheiri) die in het voorjaar uitbundig bloeien.